Nieuwe meldingsplicht bij het aftrekken van huurkosten

19 | 04 | 2024, SBK-accountancy

Vanaf het aanslagjaar 2024 zijn huurders in veel gevallen verplicht de betaalde huurgelden te rapporteren in een bijlage aan hun aangifte inkomstenbelastingen. Het niet tijdig of correct melden ervan maakt dat betaalde huurgelden niet aftrekbaar zijn.

Voor wie geldt dit?

Deze nieuwe meldingsplicht is van toepassing op alle vennootschappen en zelfstandigen die panden huren voor hun beroepsgebruik. Deze verplichting geldt ook voor houders van een zakelijk recht zoals erfpacht, opstal of vruchtgebruik. Natuurlijke personen die privé huren of zakelijke rechten hebben, hoeven deze niet te rapporteren, tenzij zij de betaalde vergoedingen geheel of gedeeltelijk als beroepskost hebben opgegeven.

Wat houdt de verplichting in?

Bij hun jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting moeten huurders of rechtenhouders een bijlage toevoegen, namelijk, het formulier 270MLH. Hierin dient (1) de identiteit van de verhuurder, (2) het adres van het onroerend goed, (3) het bedrag van de betaalde huur en (4) het deel van de huur dat als beroepskost in aftrek wordt gebracht te worden vermeld. Als voor deze vergoedingen al een factuur of ander document is opgesteld onder de BTW-wetgeving, vervalt de rapportageverplichting.

Wat zijn de sancties?

Als de bovengenoemde informatie niet in de bijlage van de aangifte is opgenomen, zijn de betaalde vergoedingen niet aftrekbaar als beroepskosten. Bovendien kan een onvolledige, te late of onjuiste bijlage de geldigheid van de aangifte zelf in gevaar brengen, met administratieve boetes of belastingverhogingen tot gevolg.

Opgelet!

Huurders die een beroepsactiviteit uitoefenen in een onroerend goed waarvan de huurovereenkomst is geregistreerd als uitsluitend voor privéverhuur, kunnen de huur niet langer als beroepskost aftrekken vanwege een aanvullende wetgevende ingreep. Het maakt niet uit of de rapportageverplichting is nageleefd.

Inwerkingtreding

De nieuwe regeling geldt voor alle betaalde huurvergoedingen vanaf 1 januari 2023, gekoppeld aan het aanslagjaar 2024.