Tot 3.000 euro boete bij niet-naleving aangifteverplichtingen KI
16 | 12 | 2020, SBK accountancyDe ministerraad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een voorontwerp van wet dat in een oplossing moet voorzien voor het nijpende probleem van in België belastbare inkomsten uit in het buitenland gelegen onroerend goed. De nieuw daartoe in te voeren aangifteverplichtingen zullen worden gesanctioneerd met boetes tot 3000 euro. Die gelden ook voor wie de verplicht aan te geven gebeurtenissen in verband met in België gelegen onroerend goed niet naleeft.
Waarover gaat het ?
Onroerende inkomsten i.v.m. niet-verhuurde, in het buitenland gelegen onroerende goederen (die niet de eigen woning zijn), worden zwaarder belast dan inkomsten van vergelijkbare onroerende goederen die in België gelegen zijn. Het Hof van Justitie heeft België daarvoor op de vingers getikt omdat deze zwaardere belasting in strijd is met het Europese beginsel van het vrije kapitaalverkeer.
Deze zwaardere belasting heeft te maken met :
* wat de in het buitenland gelegen onroerende goederen betreft, het werkelijk ontvangen huurinkomen in aanmerking wordt genomen (als het goed wordt verhuurd) dan wel de huurwaarde (als het goed niet wordt verhuurd), terwijl
* wat de in België gelegen gebouwen betreft, in de hier bedoelde situaties (geen verhuur, verhuur aan particulieren, verhuur aan welbepaalde rechtspersonen) steeds uitgegaan wordt van een kadastraal inkomen (verhoogd met 40 %), zijnde een forfaitair inkomen dat doorgaans lager is dan de ‘huurwaarde’ of de ‘werkelijk ontvangen huur’.
Met dien verstande, dat het ‘nadeel’ meestal relatief is. Als het onroerend goed gelegen is in een land ‘met verdrag’, wordt het onroerend inkomen uit dat goed in België in principe vrijgesteld van belasting; maar met het inkomen wordt wel rekening gehouden om het tarief te bepalen dat op de andere inkomsten van de belastingplichtige van toepassing is (cf. het zogenaamde ‘progressievoorbehoud’).
Voorgestelde oplossing
1 Vaststelling KI
De regels voor de vaststelling van het KI voor buitenslands gelegen onroerende goederen zullen in principe dezelfde zijn als voor in België gelegen onroerend goed. Dit wil zeggen, dat bij gebouwde onroerende goederen in principe uitgegaan wordt van de ‘normale nettohuurwaarden’ op 1 januari 1975 (cf. het ‘referentietijdstip’), in principe van het gebouw zelf, of van een ‘gepast referentieperceel’; en als geen dergelijk referentieperceel voorhanden is, wordt het KI berekend door ‘het tarief van 5,3 % toe te passen op de normale verkoopwaarde van het perceel op het referentietijdstip’, zijnde 1 januari 1975.
Indien geen referentie voorhanden is om de normale verkoopwaarde per 1 januari 1975 vast te stellen, uitgegaan wordt van de ‘actuele normale verkoopwaarde’ waarop dan een jaarlijks vast te stellen ‘correctiefactor’ wordt toegepast. Voor het jaar 2020 bedraagt die 15,036 %. De FOD Financiën zal de correctiefactor jaarlijks via een bericht in het Belgisch Staatsblad bekendmaken.
Deze toepassing kan ook ten aanzien van in België gelegen gebouwen worden toegepast.
2 Aangifteverplichtingen
Aan betrokken belastingplichtigen wordt de verplichting opgelegd, elke ‘verwerving’ of ‘vervreemding’ van een in het buitenland gelegen onroerend goed ‘uit eigen beweging’ aan te geven bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (het vroegere ‘kadaster’). Dit moet gebeuren binnen 4 maanden vanaf de verwerving of de vervreemding. Wie op 31 december 2020 al over een dergelijk onroerend goed beschikt, krijgt voor deze aangifte een jaar tijd (tot 31 december 2021). En wie al inkomsten uit buitenlands onroerend goed aangeeft in zijn aangifte in de personen- of rechtspersonenbelasting zal, naar verluidt, in de loop van 2021 door de Administratie zelf uitgenodigd worden om de nodige gegevens te verschaffen.
In de bestaande regeling moet al wie eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is van een in België gelegen onroerend goed, ‘uit eigen beweging’ aangifte doen van bepaalde gebeurtenissen bij de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie. Een dergelijke aangifte moet gebeuren,
* bij “de ingebruikneming of de verhuring, indien deze de ingebruikneming voorafgaat, van de nieuw opgerichte of herbouwde onroerende goederen”;
* bij “de voltooiing van de werken aan de gewijzigde gebouwde onroerende goederen”;
* bij “de verandering in de wijze van exploitatie, de omvorming of de verbetering van ongebouwde onroerende goederen”; en,
* bij de ingebruik- of buitengebruikstelling, of wijziging van materieel of outillage.
Die aangifte moet gebeuren binnen dertig dagen volgend op de betreffende gebeurtenis.
Dezelfde aangifte wordt straks ook van toepassing verklaard ten aanzien van in het buitenland gelegen onroerend goed.
3 Strenge(re) straffen
Het voorontwerp voorziet in een specifieke administratieve boete voor wie de voormelde aangifteverplichtingen niet nakomt. Die bedraagt minstens 250 en maximaal 3.000 euro.
Geplande inwerkingtreding
De wijzigingen inzake de belastbare grondslag in de personenbelasting gelden vanaf het inkomstenjaar 2021 of het aanslagjaar 2022.